Uit: "Dorrestijns Vogelgids" pag 112 t/m 114
Mijn ogen
Een slome duikelaar noemt men mij niet.
Ik ben, al zeg ik het zelf, vrij beweeglijk.
'HIJ IS GEESTIG EN AD REM',
wordt van mij gezegd en zo iemand is natuurlijk niet echt sloom.
Maar mijn ogen, mijn hemel, wat een luie apparaten zijn dat.
Niet vooruit te branden zijn mijn ogen,
terwijl ik de wereld om mij heen zo graag scherp zie.
Zegt men in een bepaald gezelschap bijvoorbeeld:
'KIJK EEN EGEL'
of
'VERREK, DAAR ZIT EEN GELE KWIKSTAART"
en vijf zes vingers wijzen, dan komt mijn vlugge mond al aangesneld:
'Een gele kwikstaart! Waar,waar!'
En hoe men ook wijst en de positie van het dier verduidelijkt:
'DAAR OP DIE WEG, BIJ DE LIGUSTERHAAG'
of
'TUSSEN DE VUURDOORN EN DE FORSYTHIA'
mijn ogen kuieren op hun gemak met de handen op de rug de andere kant op.
En roep ik ze ongeduldig tot de orde,
dan hollen ze opeens struikelend over elkaar als een epileptische tweeling heen en weer,
en eindelijk heb ik ze in het gareel gekregen,
dan roept men:
'TE LAAT, NU IS DE GELE KWIKSTAART WEGGEVLOGEN'
Soms ben ik spinnijdig op mijn eigen ogen.
Zo zat ik eens naast een goede vriend in de auto
en hij zei bijna achteloos:
'KIJK,EEN NAAKTE VROUW IN DIE FLAT'
Natuurlijk was mijn mond er als de kippen bij,
maar mijn ogen maakten geen haast.
'Waar, waar dan in jezusnaam'
'DAT VERLICHTE VENSTER OP DE DERDE VERDIEPING'
'Maar ik zie op de derde verdieping geen licht!'
'DE DERDE VERDIEPING VAN ONDERAF, IDIOOT. NU IS HET NET TE LAAT. ZE HEEFT HET LICHT UITGEDAAN. HEB JIJ SOMS WAT AAN JE OGEN?'
'Mijn ogen horen niet bij mij. Was ze mooi om te zien en jong?'
'JA, ZE WAS JONG EN SLANK EN BLOND. KORTOM, EEN PRACHTIG FIGUUR MET VOLLE BORSTEN, EN TOEN ZE ZICH OMDRAAIDE, ZAG IK OOK NOG EEN GLIMP VAN HAAR SCHITTERENDE KONT'
Het is Dorrestijns derde verhaaltje over een gele kwikstaart en niet maatgevend voor de verdere inhoud van het boek. Wel leuk dat ik zelf als 56 jarige nog geen bril of iets dergelijks nodig heb!
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home