"De struiken waren groter dan zij. Onder het plukken neuriede ze. Dat was om slangen af te schrikken. Met haar linkerhand duwde ze de struiken naar achter zodat ze bij de achterkant kon, waar de trosjes hingen; dan begon ze , met de duim en wijsvinger van de rechterhand, van tros naar tros te plukken, tot ze zo ver voorovergebogen stond over de struik dat ze plat op haar gezicht dreigde te vallen.De vruchten die niet gemakkelijk losgetrokken konden worden van hun kroontjes liet ze zitten.
De andere legde ze in de palm van haar hand. De bramen waren warm en gekorreld als tepels.Ze hield ze in haar eeltige vuil gerimpelde hand zonder ze stuk te knijpen.
Als haar hand vol was, draaide ze zich om en gooide hem leeg in een spanen mandje. Terwijl ze vorderde door het bos, liet ze een spoor van duizenden witte kroontjes achter waar ze de vruchten vanaf geplukt had."
John Berger, 'De drie levens van Lucie Chabrol' in 'Het Varken Aarde'
Dit is het antwoord op het rijmpje.
Ik had er met mijn moeder over gepraat. Dat alleen Catherine en ik de jam aten die ze gemaakt had van zelfgeplukte vruchten.
En met wat voor intens plezier ik terugdacht aan de strooptochten met mijn moeder en tante Cor in de "brementijd".
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home